Meer Europa: een linkse oplossing voor rechtse problemen?
In 1997 voorspelde de econoom Martin Feldstein in Foreign Affairs dat de toekomstige euro tot conflicten en zelfs tot oorlog zou kunnen leiden. Hij deed zijn voorspelling in een tijd waarin prominente economen meenden dat de euro alleen levensvatbaar kon zijn als de Europese Unie zich zou ontwikkelen tot een echte politieke unie waarin landen meer soevereiniteit aan Brussel overdragen. Want de toekomst van de munt zou niet kunnen overleven met toen nog 15 kapiteins aan het roer. De munt is er anno 2010 nog steeds en er is geen oorlog uitgebroken. Maar als gevolg van de financiële crisis en het ontbreken van een politieke unie blijkt wel hoe kwetsbaar de munt is. Dit deed de twijfel rijzen of de Unie überhaupt wel in staat is gezamenlijke uitdagingen krachtdadig aan te pakken. Dan doel ik niet alleen op de schuldencrisis die even bezworen lijkt, maar vooral op de verwevenheid van mondiale machtsverschuivingen, grondstoffenschaarste en klimaatverandering die het systeem van de internationale betrekkingen fundamenteel zullen veranderen. Dit vereist een Unie die de belangen van haar burgers mondiaal kan beschermen. Maar daartoe lijkt de politieke wil momenteel ten ene male te ontbreken. Over deze onmachtige Unie en de gevolgen daarvan wil ik het hebben.
Het vermogen van de Unie om krachtdadig op deze uitdagingen te kunnen in spelen wordt ondermijnd door de tijdgeest. Deze wordt gekenmerkt door generatiewisseling, populisme en het ontstaan van een hedonistische, consumptiegerichte burger. Deze cocktail kan het einde van de Unie betekenen, maar degenen die het vuur aanwakkeren zijn zich niet van de gevolgen bewust.
Dat bleek bijvoorbeeld afgelopen mei toen de Unie over een reddingsplan voor het bijna bankroete Griekenland sprak. Wij zijn niet bereid een cent aan corrupte regimes te geven die met ons belastinggeld feestvieren, klonk het in de Tweede Kamer. Om dezelfde reden zag ook Duitsland niets in directe steun voor Griekenland. Die steun kwam er uiteindelijk toch in de vorm van een noodplan van 110 miljard euro voor Griekenland en een financieel steunpakket voor de hele eurozone van 750 miljard euro. De reden was het inzicht dat als gevolg van de Griekse crisis de euro kon instorten. De ING becijferde dat in dit geval de economie in het zuiden van Europa met 15 procent zou krimpen en in het noorden van Europa met 10 procent. Tegenstanders van een Griekse bail out speelden dus met vuur.
Ik ga eerst wat dieper in op de huidige tijdgeest, om daarna over de gevolgen te spreken.
Allereerst leggen de jongere generaties geen verband tussen Europese integratie, vrede en welvaart. Zij beschouwen vrede en welvaart als een gegeven. Maar dat was het voor de grondleggers van de Europese integratie, Schuman en Monnet, in het toen nog verscheurende Europa zeker niet.
Het populisme, het tweede ingrediënt van de cocktail, maakt in Europa een onstuitbare opmars en legt een fundamentele crisis van het Westerse democratische systeem bloot. Populisme is overigens niet gelijk aan de PVV. Populisme is vooral een politieke stijl waarbij politici voor eigen gewin inspelen gevoelens onder het volk exploiteren en daaraan zonodig het algemeen belang ondergeschikt maken.
Populisme kwam als eerste op in landen als Oostenrijk, België en Zwitserland. Deze landen raakten in de jaren zestig als eerste ontzuild en ontwikkelden zich volgens politicoloog Arent Lijphard tot gedepolitiseerde democratieën die op technocratische wijze werden bestuurd. Populisten brengen feitelijk de politiek weer terug in het landsbestuur. De afgelopen tien jaar heeft vrijwel elk Europees land een radicaal rechtse populistische partij gekregen die veelal tussen tien en twintig procent van het electoraat aantrok. De laatste loot aan de stam is de Duitse Die Freiheit van de (nog?) marginale ex-CDU-politicus Rene Stadtkewitz.
Onderzoekers als Cas Mudde onderscheiden drie kernmerken van het moderne rechts radicale populistische ideologie: nativisme of ingeboren kennis, autoritarisme en populisme. Nativisme heeft betrekking op de vrees dat de etnische en nationale identiteit wordt bedreigd door Europese integratie, massa-immigratie en multiculturalisme. Autoritarisme is het antwoord op degenen die zich bedreigd voelen door criminaliteit en de teloorgang van traditionele waarden. De oplossing is het centreren van alle macht in een leider of een groep die de volonte generale of volkswil zeggen te vertegenwoordigen. Die leiders hoeven niet te worden gecontroleerd en hun beleidskeuzen worden aanvaard omdat zij die maken; niet omdat deze rationeel onderbouwd zijn. Het feit dat de PVV geen partijstructuur heeft, past hierin. Mudde stelt dat luisteren naar het volk weinig oplost. Inderdaad, Henk en Ingrid weten in ieder geval niet hoe Nederland welvarend kan blijven. Die willen slechts hun verworvenheden behouden en eisen dat politici dit regelen. Zij eisen dus leiderschap.
Populisme vindt een voedingsbodem in twee trends: modernisering en mondialisering. Populisme is hierop een neoconservatieve reactie. Het is duidelijk dat het hier niet alleen maar om onderbuikgevoelens gaat. Zeker is dat deze trends slachtoffers veroorzaken. Dit zijn degenen die hun baan verliezen omdat werk naar het buitenland verdwijnt of hun wijken onveiliger zien worden door de toestroom van vreemdelingen. Of dit allemaal waar is doet er niet toe. Want voor populisten zijn percepties belangrijker dan feiten. Nederland wordt objectief gezien steeds veiliger, maar populisten blijven hameren op meer repressie.
Populisme floreert in een postindustriële en postmoderne maatschappij. Daarin is minder ruimte voor de objectieve waarheid, universele uitgangspunten en op rationaliteit gebaseerde consensus en maakbaarheid. Typisch voor de postmoderne maatschappij is ontideologisering en het wegvallen van gezagsverhoudingen. Typisch is ook het ontstaan van de individualistische, vaak hoogopgeleide, burger die zijn eigen conclusies trekt. Deze burger is gericht op de eigen leefomgeving, komt vooral voor zich op, is erg tevreden met zichzelf, hedonistisch en consumptiegericht. Zo’n burger kan niet tegen verlies van verworvenheden. Zaken als massa-immigratie en de financiële crisis bedreigen die. De angstige burger reageert vervolgens zijn gevoelens op de gevestigde orde af en krijgt een gewillig oor van populistische politici. Want die begrijpen zijn onvrede tenminste.
Dit verklaart waarom die mythische anderhalf miljoen PVV stemmers, net zoals in andere landen, door het hele sociale spectrum te vinden zijn. Angst voor aantasting van verworvenheden is niet in de eerste plaats een probleem van sociaaleconomische achterstelling, de vijver waarin links populistische partijen vissen, maar van een aan decadentie grenzende geestesgesteldheid. In Nederland slaat de PVV de brug tussen de rechtse en linkse populistische politiek.
Het derde ingrediënt van de cocktail die Unie bedreigt is dus de burger zelf. Paradoxaal is dat het succes van de Europese integratie belangrijk heeft bijgedragen aan het ontstaan van de huidige tijdsgeest en aan de Europese onmacht zelf. ‘Europa’ heeft voor ongekende welvaart en veiligheid gezorgd. Het Europese ideaal is gebaseerd op multilateralisme en het opgeven van nationale soevereiniteit. Dat was een bewuste keuze van de grondleggers van wat nu de Europese Unie is. Veiligheid is binnen de Unie gebaseerd op onderling vertrouwen en openheid, wederzijdse afhankelijkheid en kwetsbaarheid, transparantie en vrijwillige samenwerking. Disputen worden opgelost door zelf opgelegde gedragsregels en geïnstitutionaliseerde samenwerking.
´Europa´werd een megasucces en werd de basis voor onze veiligheid en welvaart. De Unie heeft veel weg van de ontwikkeling die Immanuel Kant in zijn Zum Ewigen Frieden uit 1795 beschreef. Hij voorzag dat het recht ervoor zorgde dat landen zich tot democratieën zouden ontwikkelen en dat dit de onderlinge verhoudingen tussen die landen zou reguleren. Die landen zouden zich zo tot een zich uitbreidende ‘vreedzame unie’ ontwikkelen.
Dit zelf geschapen paradijs heeft een hedonistische, consumptiegerichte burger gecreëerd die welvaart en veiligheid als een gegeven beschouwt. Verlies ervan leidt tot onvrede, de roep om minder Europa en het aanwijzen van zondebokken: dit keer zijn het niet de Joden, maar de Roma of Sinti, Moslims en ‘de Rijken’. Solidariteit, humaniteit en de bereidheid zich voor het land op te offeren blijkt te zijn verzwakt. Dit droeg bij aan de crisis waarin de liberale democratie niet alleen in Nederland, maar in heel Europa en zelfs daarbuiten is terecht gekomen. Inmiddels is de politieke slagkracht zo sterk aangetast dat de Unie mogelijk de verworvenheden van zijn burgers niet kan beschermen. Het bleek al onmogelijk om de Lissabondoelstellingen van 2000 na te komen en van Europa de meest concurrerende en innovatieve economie te maken. Het nieuwe plan, Europa 2020, lijkt een zelfde lot beschoren. Daardoor worden de verworvenheden van de burger bedreigd.
De situatie waarin Europa zich bevindt lijkt vergelijkbaar met de jaren rond 1848. Dit was het revolutiejaar waarin Marx en Engels hun Communistisch Manifest publiceerden. Dat begon met: ‘ Een spook waart door Europa – het spook van het communisme’. Het manifest stelde dat de bourgeoisie de oude feodale verbanden had verwoest en de aanzet tot de industriële revolutie had gegeven. Maar daardoor had die bourgeoisie tevens zijn eigen Monster van Frankenstein geschapen: de proletariër. In steden als Manchester was het leven door de industrialisatie voor de arbeider ondragelijk geworden. De elite zag dit als een onvermijdelijk bijproduct van de vooruitgang, maar de onderdrukte arbeider zou het niet meer pikken en zich opmaken voor de eindstrijd.
Maatschappelijke onrust in een tijd waarin Thorbecke zijn grondwet presenteerde, ging ook aan Nederland niet voorbij. In de ‘zwarte jaren’ van 1845 tot 1849 moest bij ons de industriële revolutie nog beginnen, maar hier liepen de spanningen op door werkloosheid, inflatie en de aantasting van de landbouw door ziekten en muizenplagen. In die tijd verschenen zogenaamde lilliputters; klein formaat kranten waarmee de oppositie de massa wilde mobiliseren. Maar de overwegend uit Amsterdam afkomstige financiële elite, moest niets van veranderingen hebben.
Vervang anno 2010 het woord communisme door populisme en de vergelijking is op sommige punten treffend. Ook nu is het pan-Europese beweging. En ook nu staat de gewone man tegenover een elite die een beleid voert waarin hij zich niet herkent. Hun ‘eindstrijd’, om met Marx en Engels te spreken, wordt gekenmerkt door rancuneus beleid tegen ‘linkse hobby’s’, vooral de multiculturele samenleving. En de lilliputters van toen zijn de Geen Stijl’s en Powned’s van onze tijd. Polarisatie is een feit en als links aan de macht komt, dreigen rancuneuze acties tegen rechtse hobby’s, waardoor verdere verlamming dreigt.
In heel Europa is er nu aandacht voor de ‘witte woede’. Bondskanselier Merkel wist afgelopen september zeker dat de multiculturele samenleving totaal was mislukt. Want die was gebaseerd was op de foute gedachte dat de uitgenodigde gastarbeiders wel weer terug naar hun vaderland zouden gaan. De oplossing is nu dat immigranten Duits moeten leren. Maar ook dit zal niet helpen, want integratie, laat staan assimilatie is onmogelijk als culturele verschillen onoverbrugbaar zijn. Terugsturen is geen optie, want de gastarbeiders van toen en hun kinderen zijn nu gewoon Duitsers. Daarom zullen parallelle samenlevingen ontstaan. Dit zijn eilanden van vreemde cultuur die de autochtone burgers zullen accepteren mits het geen broeinesten van antiwesterse haat en criminaliteit worden. Als dat wel het geval is, is de sociale onrust niet te overzien.
De populistische discussie over de multiculturele samenleving onttrekt het zicht op fundamentele ontwikkelingen die ik in het begin heb genoemd en die ons het zelfgeschapen Kantiaanse paradijs bedreigen. Ik noem er drie.
Ten eerste suggereert de demografische ontwikkeling van Europa dat op termijn meer, in plaats van minder immigratie nodig is. In 2050 zal binnen de EU de beroepsbevolking met 48 miljoen dalen en 51 procent van de bevolking afhankelijk zijn van het werkende deel. Immigranten zijn dan economisch noodzakelijk en zullen uit gebieden komen met een sterke bevolkingsaanwas: Afrika en delen van de Islamitische wereld. Dat dit een Europees immigratiebeleid vereist, hoeft geen betoog.
Ten tweede is het economisch vitaal houden van Europa een immense opgave door de geopolitieke verschuiving van de economisch, militaire, dus politieke macht naar opkomende economieën. Het westen moet zijn macht met die opkomende machten delen, zoals nu al blijkt door de opkomst van de G20. Hierdoor erodeert de westerse shaping power: het westen bepaalt niet langer. De afgelopen eeuwen heeft het westen de regels van het spel vastgesteld. Het internationale recht, internationale instituties zoals de VN en universele waarden zoals individuele rechten van burgers, zijn typisch westers en zijn instrumenten om onze westerse belangen te beschermen.
Vrijhandel is een essentieel onderdeel van dit systeem. Maar de neoliberale Washingtonconsensus die volgens velen verantwoordelijk is voor de economische malaise, is voor veel niet-westerse landen minder aantrekkelijk dan de Beijingconsensus van staatskapitalisme en autocratie. Deze zou verklaren waarom China ondanks de crisis zo goed presteert. Door het opkomende staatskapitalisme worden handelsrelaties steeds meer relaties tussen regeringen. Voor Europa vergt een fundamentele aanpassing, maar ik zie niet hoe het door populisme bevangen Europa die kan maken.
Ten derde verdient de ontluikende geopolitieke strijd van China speciale aandacht. Die strijd richt zich op de ongehinderde toegang tot delfstoffen, grondstoffen, energie en voedsel. Als die toegang er niet is lopen welvaart en veiligheid gevaar. Precies om deze reden voert China een assertief buitenlands beleid gericht op ten minste 8 procent economische groei die volgens de Chinese leiders noodzakelijk is om sociale onlusten te voorkomen. Juist daarom krijgt schaarste nu al een militaire dimensie. In de Zuid-Chinese zee nemen de confrontaties over grondstoffenvoorraden toe. En om haar aanvoerroutes te beveiligen besloten de leiders in Beijing om voor het eerst sinds bijna 600 jaar oorlogsschepen buiten de territoriale wateren in te zetten. Dat gebeurde tegen de piraten voor de kust van Somalië. In de Indische Oceaan bouwt China talrijke marine faciliteiten ter ondersteuning van expeditionaire operaties van de vloot. Deze zijn gericht op het veiligheidstellen van aanvoerroutes van grondstoffen uit Afrika.
Inmiddels dreigt een regelrechte handelsoorlog. Recent staakte China de aanvoer van schaarse aardmetalen naar Japan na een aanvaring tussen een Chinees vissersschip en twee Japanse patrouilleboten. China maakte zo duidelijk delfstoffen als politiek pressiemiddel te willen inzetten. Overigens besloot China afgelopen juli al tot een exportbeperking, die eind oktober werd aangescherpt.
De gevolgen kunnen verstrekkend zijn. Zonder schaarse aardmetalen als neodymium kunnen geen windmolens en elektrische auto’s worden gebouwd. En daarmee is ook de koppeling met schone energie, dus klimaatverandering gelegd. China beschikt echter over 93 procent van de wereldvoorraden en krijgt zo de wereldwijde hightechindustrie in een houtgreep.
Daarbij komt dat Europa door China als wingewest wordt beschouwd en er een omgekeerde zijderoute lijkt te ontstaan: hightech producten worden naar China geëxporteerd. Volgens Eurostat steeg de export vanuit Europa naar China gedurende het eerste kwartaal van 2010 met 47,5 procent. Dat is mooi, maar er zijn ook keerzijden. Door de brain bridge en het opkomende Chinese protectionisme kan Europa worden leeggezogen. Bovendien worden Chinese producten in toenemende mate naar Europa geïmporteerd via havens als Piraeus in Griekenland en in de toekomst via spoorwegen. Daardoor dreigt West-Europa de achterdeur in plaats van de voordeur voor Chinese producten te worden.
Is de situatie hopeloos? Het lijkt er wel op. De geopolitieke veranderingen eisen dat Europa een politieke wereldspeler wordt die zijn economische en militaire macht aanwendt om de verworvenheden van zijn burgers te beschermen. Maar bij de politiek ontbreekt de bereidheid iets te doen en bij het publiek is er geen besef dat dit noodzakelijk is. Nationalisme en populisme onttrekken het zich aan de werkelijk uidagingen. Er is daarom en gerede kans dat de Europese Unie het niet redt en langzaam erodeert. Zijn er toch lichtpuntjes? Ik zie er tot slot vier.
Allereerst is het besef ontstaan dat de ondergang van Euro rampzalig zal uitpakken. Vorige week is in Brussel besloten om het eerder genoemde fonds waarmee landen kunnen worden gered permanent te maken en daarvoor het verdrag te wijzigen. De leiders bereikten helaas geen consensus over automatische boetes voor landen die het stabiliteitspact schenden, maar de nieuwe maatregelen kunnen op termijn toch leiden tot een grotere Brusselse rol in het nationale begrotingsbeleid. Dit is een nieuwe stap in de richting van meer Europese eenheid.
Ten tweede begint heel voorzichtig het besef te ontstaan dat economie en veiligheid steeds meer verknoopt raken. Geopolitiek, economie, klimaat en schaarste moeten richting gaan geven aan het Europese buitenlands en veiligheid en defensiebeleid. In dat beleid moeten geen waarden zoals mensenrechten, maar economische belangen voorop staan. Dat wordt beter mogelijk nu een Europese diplomatieke dienst van de grond komt en lidstaten overwegen het aantal eigen diplomaten te verminderen.
Ten derde wordt ingezien dat China daadwerkelijk een uitdaging is. De doelstellingen van Europa 2020 moeten daarom worden uitgevoerd en lidstaten moeten sterk in innovatie investeren en niet, zoals dit Kabinet, erop korten. De EU heeft inmiddels zelf onderkend dat toegang tot schaarse mineralen essentieel is voor de industriële ontwikkeling en verduurzaming en om politiek onafhankelijk van leveranciers te worden. Investering in de ontwikkeling van alternatieven, strategische voorraden en recycling zijn noodzakelijk. En China moeten hightech producten worden onthouden als het bijvoorbeeld geen schaarse aardmetalen levert, of vormen van ruilhandel moeten worden geïntroduceerd.
Tot slot biedt de noodzaak om gezamenlijk mondiale uitdagingen aan te pakken politici de kans om met een nieuw, bindend verhaal te komen. Laten ze maar uitleggen dat Europese integratie een linkse hobby is om rechtse doelstellingen te bereiken. Want onze verworvenheden kunnen alleen worden beschermd als Europa wordt versterkt. Ondanks de populistische tijdsgeest en de weerzin tegen meer Europa lijken eurocrises en de grote toekomstige uitdagingen en de Unie toch te kunnen versterken. Niet als uitkomst van bewuste keuzes, maar omdat de omstandigheden dat dicteren.
Dr. Rob de Wijk is directeur van het Den Haag Centrum voor Strategische Studies en Hoogleraar Internationale Betrekkingen aan de Universiteit Leiden.
Jaar: 2010
Spreker: A. Szasz
Opponent: R. de Wijk
Download lezingen (PDF): Lezing A. Szász Lezing R. de Wijk